Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU5616

Datum uitspraak2005-10-28
Datum gepubliceerd2005-11-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13.497.390-2005
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overlevering aan België geweigerd. Een machtiging om een terugkeergarantie te verstrekken voldoet naar het oordeel van de rechtbank niet als een garantie zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM, INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13.497.390-2005 RK nummer: 05/3040 Datum uitspraak: 28 oktober 2005 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 september 2005 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 5 september 2005 door de justitiële autoriteit, de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout (België). Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van: [opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende op het adres [adres], hierna te noemen de opgeëiste persoon. 1. Procesgang De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 oktober 2005. Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. B.G.J. de Rooij, advocaat te Eindhoven, gehoord. 2. Grondslag en inhoud van het EAB Aan het EAB ligt een bevel tot aanhouding bij verstek van de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout (België) d.d. 5 september 2005 ten grondslag. Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht. 3. Identiteit van de opgeëiste persoon De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. 4. Terugkeergarantie De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit de in artikel 6, eerste lid, van de OLW bedoelde garantie geeft. Bij de stukken bevindt zich een brief van de Federale Overheidsdienst Justitie d.d. 9 september 2005 gericht aan de Procureur des Konings te Turnhout, waarvan de inhoud als volgt luidt: “Met verwijzing naar uw brief dd 06.09.2005 betreffende het Europees aanhoudingsbevel lastens de Nederlandse onderdaan [opgeeiste persoon], verleen ik u namens de minister van Justitie machtiging om de terugkeergarantie te verstrekken aan de bevoegde Officier van Justitie opdat de opgeëiste persoon, indien hij alhier wordt veroordeeld tot een effectieve en definitieve vrijheidsbenemende straf of vrijheidsbenemende maatregel, deze straf of maatregel op zijn verzoek in Nederland zou kunnen ondergaan. (Art. 5§3 Kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het EAB). Uit de tekst van deze brief blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de Belgische Minister van Justitie de Procureur des Konings te Turnhout machtigt om een terugkeer- en omzettingsgarantie te geven. Deze machtiging houdt evenwel geen garantie in als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet gewaarborgd dat, zo de opgeëiste persoon ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan en dat deze straf met toepassing van artikel 11 van het VOGP zal kunnen worden omgezet. De tweede mededeling in deze brief, te weten dat “België steeds akkoord is gegaan met de buitenlandse omzettingsprocedure beschreven in artikel 11 van het Verdrag van 21 maart 1983 inzake de overbrenging van gevonniste personen” biedt, hoewel de mededeling juist is en kan worden geïnterpreteerd als een belofte voor de toekomst, evenmin een ondubbelzinnige garantie dat België ook in het onderhavige geval akkoord zal gaan met deze procedure. Het verdient de voorkeur dat de bevoegde Belgische autoriteit zou mededelen dat, zoals steeds het geval is geweest, ook in de onderhavige zaak akkoord wordt gegaan met de buitenlandse omzettingsprocedure beschreven in artikel 11 van het Verdrag van 21 maart 1983 inzake de overbrenging van gevonniste personen. 5. Slotsom Nu ten aanzien van het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat niet aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering te worden geweigerd. 6. Toepasselijke wetsartikelen De artikelen 2, 5, 6, 7 van de Overleveringswet. 7. Beslissing WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout (België) ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijke onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Aldus gedaan door mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzitter, mrs. J.M.J. Lommen- van Alphen en J.L. Hillenius, rechters, in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2005. Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.